Parcival - de weg van de zoeker naar de Graal-Wonderkelk
13-09-2015 00:00
De zoeker met zijn zieke hart moet zich toevertrouwen aan een hogere instantie, die hij als zodaning ervaart en accepteert.
De Europese Middeleeuwen gaf grote onrust te zien.
De kerk trachtte haar plaats in de samenleving te handhaven.
Vrijheid van meningsuiting was niet toegestaan en afwijkend geestelijk leven werd vernietigd.
Het westen werd opgeroepen om tegen de Islam op te trekken.
Maar de cultuur van het Midden-Oosten stond toen op een aanzienlijk hoger peil dan die van het Westen en de kruisvaarders brachten dan ook veel nieuwe impulsen voor hun eigen cultuur mee naar huis.
De inquisitie werd opgezet om elke loot van vernieuwend geestelijk leven binnen de aanvaarde dogma’s uit te roeien.
(Dit is nog steeds aan de gang.)
De spirituele vernieuwingsdrang zocht dan ook geheel eigen wegen om zich uit te drukken en mee te delen.
De geschiedenis van Parcival en zijn zoektocht naar de Graal, zoals bijvoorbeeld verteld door Chrétien de Troyes en Wolfram von Eschebach, staat daarmee in verband.
Oppervlakkig bezien zijn het avonturenromans over heldendaden, trouw, moed en minne van ridders. Zij beschrijven de schoonheid en deugdzaamheid van de uitverkoren dames en de beproevingen die de ridders voor hen moesten doorstaan.
Maar men kan er ook een inwijdingsweg in vinden.
Versluierd weliswaar, maar met behulp van enige sleutels goed te begrijpen.
In rijke, sprookjesachtige beelden hielden de Bogomielen, de Tempeliers en de Katharen zo eeuwenoude wijsheid levend en zij slaagden erin hun gedachtegoed door te geven aan het nageslacht.
Hoewel Wolram von Eschenbach gebruik maakte van de onvoltooide roman van Chrétien de troyes, gaf hij aan dat hij uit een andere bron had geput. Hij beriep zich op de magiër Kyot, een ingewijde die de geschiedenis van de Graal had ontdekt in een vergeten handschrift in Toledo.
Dat handschrift kwam van de oosterse wijsgeer Flegetanis, die in de sterren had gelezen over de Graal.
Een engelschaar droeg hem naar de aarde, zij vloog weer opwaarts naar de sterren…Kyot poogde te ontdekken waar deze kostbare gave des hemels was gebleven en hij kwam terecht bij het geslacht Anschauwe. Dat was geen bestaand vorstenhuis, maar een geslacht dat de zuivere zuiver geestelijke aanschouwing had bereikt.
Overigens gaf Wolfram von Eschenbach nog op een andere wijze te kennen dat de oorsprong van de Graallegende niet bij hemzelf lag. Hij schreef dat hijzelf geen geleerde was, maar een ridder die niet eens kon lezen en schrijven.
Nu behoeft men dat niet letterlijk te nemen. Het vertoont veeleer aan dat Von Eschenbach een bescheiden man was, die zijn kleurrijke verbeelding van het hoogste goed ontoereikend achtte. Immers, hij beschreef in de couleur locale van die tijd hoe de naar God verlangende ziel door vele louteringen en beproevingen heen versmelten gaat met geestelijke krachten van de Graal.
Die weg is nu nog net zo belangrijk als toen.
Zij is thans echter aangepast aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van de huidige mensheid.
Welwillend en juist geïnterpreteerd, kan deze symboliek de lezer vaak ontwikkelen en processen in het eigen leven verklaren.
Wolfram von Eschenbach beschreef de weg van een mens die vanuit zijn aardse natuur terugkeert naar zijn goddelijke oorsprong.
Adam had zich in eigendunk losgemaakt van de hand Gods.
En gehoorzaamheid was nu juist de enige eis die God de mens stelde wilde deze onsterfelijk worden.
Zo kennen wij sinds Adams geslacht allemaal smart en vreugde, was de verklaring van Trevizent voor het bestaan van de mens.
Vreugde: God verlaat zijn schepselen nooit.
Smart: wij dragen allen de last van de zonde.
Aldus ligt Amfortas, de oorspronkelijke goddelijke mens doodziek in de Graalburcht en wacht op zijn verlossing.
Ieder mensenkind draagt deze Amfortas in zich en de Graalburcht is om hem heen als een symbool van de microkosmos.
Indien nu de pre – herinnering, dat wil zeggen, de herinnering aan datgene, wat geweest is, voordat de mens zijn bestaan van leven en dood ging leiden, in een zoeker gaat spreken, kan hij zich bewust gaan worden van de Schepping en zijn plaats in de Schepping.
Een profetie geeft aan dat alleen een reine dwaas die door medelijden is verlicht, de ongeneeslijke zieke kan verlossen. Zijn innerlijke erfenis heeft Parcival op de weg van verlossing geplaatst. Zijn vader heeft als moedige ridder alles verzameld wat het aardse leven hem kan bieden en zijn moeder symboliseert het lijden van de ziel. Zij is gezonden om een kind de gelegenheid te schenken de weg naar de Graal terug te vinden en zo de verlossingsweg voor anderen zichtbaar te maken.
In Parcival werken dus de collectieve erfenis van de ervaringen van de gehele mensheid (de vader) en het vermoeden van zijn goddelijke roeping (de moeder).
Het narrenpak symboliseert de zuivere en ongekunstelde ontvankelijkheid van de ziel.
De opvoeding van zijn moeder richt zich daarom alleen tot zijn ziel.
Neemt de mens die aanwijzingen echter uitsluitend in hun letterlijke betekenis, dan veroorzaakt hij leed en laadt hij schuld op zich.
Parcival moet dan ook eerst door vele ervaringen heen het verschil leren.
Een mooie en lieftallige vrouw kan dus als een natuurlijk wezen worden ervaren, maar ook als symbool van een reine ziel.
Onderweg ontmoet Parcival verschillende malen Sigune die hier de stem van de pre – herinnering verbeeldt.
Daarom noemt zij ook zijn naam en vertelt zij hem over zijn afkomst. Parcival ben je genoemd.
Dat woord betekent: door het midden gaan.
Zijn weg naar waarachtige kennis voert dan ook door de diepte van de aardse natuur.
Toch vindt hij ook daar zijn innerlijke opdracht nog niet en hij verlangt het uiterlijke ridderschap, gesymboliseerd in haar edelste vorm als de Tafelronde van koning Arthur.
Deze groep ridders heeft alles bereikt wat binnen de aardse natuur mogelijk is.
De ridders, koningen, vrouwen en andere figuren die Parcival tijdens zijn zoektocht ontmoet, kunnen worden gezien als uitbeeldingen van gevoelens, inzichten en verlangens.
Hij komt dan ook steeds oog in oog met belemmeringen die hij zelf moet aangrijpen en oplossen. Zo bevrijdt hij Kondwiramur uit de handen van haar vijanden en huwt haar. Dat is de blijvende verbinding met degene die hem tot liefde leidt (conduit á l’amour), de nieuwe ziel!
Door het oorspronkelijk verlangen gedreven (Von Eschenbach stelt het voor als verlangen naar zijn moeder) en innerlijk geleid door Kondwiramur, gaat Parcival op weg naar de Graalburcht.
Doordat hij nog teveel de lessen van Gurnemanz volgt, begrijpt hij niet wat er in de Graalburcht van hem wordt verlangd.
Hij kan de verlossende vraag nog niet stellen.
Het zwaard van Amfortas is hem verder behulpzaam bij onderscheiden van het aardse en het goddelijk.
Hij leert zijn foute zien en herstellen.
Door Kundrys vervloeking wordt hij bewust, wordt hij zich bewust van zijn nalatigheid ten opzichte van zijn hogere levensopdracht.
Hij erkent zijn onvermogen en verlangt nu alleen nog de Graal te vinden en verenigd te worden met Kondwarimur, de nieuwe levensbezieling.
Ook als ridder op zoek naar de Graal raakt hij in talloze (innerlijke) gevechten gewikkeld.
Von Eschenbach gebruikt de figuur van ridder Gawan om veel van Parcivals belevenissen uit te beelden.
Deze strijd in de eerste plaats tegen de waanvoorstellingen van de mens.
Hoewel hij daarbij successen boekt, brengen de overwinningen hem niet dichter bij de Graal, omdat zij nog altijd worden behaald met zijn aardse wil.
Zij vormen echter wel het uitgangspunt dat nodig is om de Graalburcht te kunnen vinden.
Ontmoedigd, vertwijfeld en met een hart vol haat voor God, dwaalt hij rond.
Hij lijdt er onder dat hij de wonderkelk niet kan vinden.
In zijn allergrootste verlatenheid en hulpeloosheid kan de hulp van God hem weer bereiken.
Hij ontmoet een grijze ridder die met zijn gezin barrevoets door de sneeuw trekt.
Deze ridder zegt hem dat het Goede Vrijdag is en dat hij op die dag op de genade van God mag hopen.
Zich bezinnend op die woorden, geeft hij zijn paard de vrije teugel en het brengt hem naar de kluizenaar Trevizent. Deze verbindt een nieuw begrip van Goede Vrijdag met het bewustzijn van Parcival. Immers dat is de dag waarop hij van God kan houden!
Parcival ziet in dat hij zijn eigen wil moet overgeven aan God om Jezus’ offer van Goede Vrijdag te kunnen begrijpen: Heer Uw wil geschiede.
Dat is waarachtige liefde.
Pas door die innerlijke overgave kunnen de goddelijk krachten de mens sterken en naar verlossing leiden.
Op die basis kan hij nu de drie laatste gevechten doorstaan.
Met het zwaard van de rode ridder heeft hij zijn uiterlijke conflicten uitgevochten.
Met het zwaard van Amfortas strijdt hij tegen zijn innerlijke tegenstander.
(Zie Arjuna in de Bhagavad - Gita)
Gramoflanz is het streven naar aardse macht.
Gawan het streven naar aardse goedheid en Feirefis het streven naar aardse kennis en wijsheid.
Feirefis wordt beschreven als een zwart-wit gevlekte ridder, omdat hij alle rijkdom en kennis van deze wereld, zowel goede als slechte, in zich heeft verzameld.
De drie conflicten in de eindfase vertonen sterke gelijkenis met de drie verzoekingen van Jezus in de woestijn.
De misleidende aardse krachten mogen echter niet worden gedood, maar moeten overwonnen worden, zodat er een verzoening kan plaats vinden. Als drievoudige overwinnaar is Parcival een reine dwaas geworden.
Dat wil zeggen: iemand die niet meer met zijn ik strijdt en geen bevrediging van het ik zoekt.
Hij heeft leren inzien hoe ver verwijderd de mens is van God.
Dat hij zichzelf heeft verwijderd en afgezonderd.
Zo is in hem het verlangen naar herstel ontwaakt.
Het heilbegeren, het verlangen om weer heel te worden en zich weg te schenken aan de wil van God.
Daarom zegt Trevizent: ’niemand kan de Graal najagen die niet in de hemel bekend is, zodat hij bij name tot de Graal wordt geroepen’.
Pas als de conflicten in het eigen wezen achter de rug zijn, kan de boodschapper der Goden de weg naar de Graalburcht tonen.
Daar, in de eigen microkosmos, vindt de bewuste ontmoeting met Amfortas plaats.
Nu pas kan Parcival uit waarachtige liefde en diep mededogen de verlossende vraag stellen: Oom wat verwart U?
Het is de vraag die iedereen eenmaal aan zichzelf zal moeten stellen.
En het antwoord – het herstel van de leidende microkosmos – zal hij dan in zichzelf en in zijn medemensen kunnen verwerkelijken.
Een deel van Parcivals taak was een broeder mee te brengen naar de Graalburcht. Hij kiest Feirefis en deze wordt na zijn doop uitgezonden om de Graal aan de mensheid te brengen en haar uit haar leiden te verlossen.
Parcival – de Graalkoning met Kondwiramur aan zijn zijde: het gezuiverde hart en het vernieuwde verstand verenigd.
Lohengrin is de zoon, de vernieuwde mens die uitgaat in de wereld om haar te redden.
Het verhaal
De geheimzinnige Graal was een hemelsteen die allen in haar nabijheid voedde met haar levenskracht.
Zij werd bewaakt en beschermd door de oude en zieke koning Amfortas, die woonde in een moeilijk toegankelijke burcht.
De koning kon alleen worden genezen door een ridder, die dankzij zijn reine en edele levenswijze zijn ridderschap zou bewijzen en de Graalburcht zou kunnen vinden.
Daar zou hij dan een specifieke vraag tot de koning moeten richten om het raadsel van diens lijden te kunnen oplossen.
Parcival was degene die dit ridderschap ambieerde en ook bereikte.
Zijn ouders waren van koninklijke bloede.
Zijn vader was de strijdbare ridder Gamuret van Anschauwe, zijn moeder, Herzeloyde een koningin uit het Graalgeslacht.
Gamuret stierf tijdens een veldtocht nog voordat Parcival geboren werd. Daarop trok Herzeloyd zich met haar zoon terug in een woud, zodat de opgroeiende Parcival niet met rondtrekkende ridders in contact zou kunnen komen.
Op die manier wilde zij hem voor leed, ziekte en dood.
Maar toen de jonge Parcival op een dag toch een groep ridders ontmoette, was hij zo diep onder de indruk, dat hij nog maar één wens kende: zelf ridder worden. Hij wilde naar het hof van koning Arthur gaan, waar hij, zo hadden de ridders hem verteld, tot ridder kon worden geslagen.
Herzeloyde liet hem niet gaarne gaan. Zij maakte voor hem een narrenpak, in de hoop dat hij zou worden uitgelachen en ontmoedig terug zou keren.
Ook gaf zij hem enkele adviezen en toen zij afscheid had genomen van haar zoon, brak haar hart. Parcival was echter reeds welgemoed op weg gegaan en bereikte niet lang daarna de burcht van ridder Gurnemanz. Deze leerde hem hoe hij lans en zwaard moest hanteren en vooral ook aan welke regels hij zich moest houden, wilde hij ooit een echte ridder worden.
Liasse, de dochter van Gurnemanz, vertelde Parcival dat haar nicht, koningin Kondwiramur, werd belegerd door een koning die haar met geweld wenste te huwen.
Parcival ging meteen op weg om deze aanvaller te zoeken. Hij vond en versloeg hem en trouwde met Kondwiramur.
Spoedig echter verliet hij haar om zijn moeder weer te zoeken. Onderweg kwam hij bij een meer in een verlaten gebied.
Een ‘rijk geklede visser’ wees hem daar de weg naar een burcht, waar hij zeer hoffelijk werd ontvangen.
Tijdens de voortreffelijke avondmaaltijd zat hij als gast naast de visser die tevens slotheer was en aan een ernstige ziekte bleek te lijden. Er werd een bloedende lans binnengedragen. En een schaal, waarvan een wonderbaarlijke werkzaamheid uitging. De gastheer schonk Parcival vervolgens een kostbaar zwaard met een robijn gevat in de handgreep. Parcival was ten zeerste verbaasd, maar hij vroeg niets. Toen hij de volgende ochtend opstond, trof hij de burcht leeg aan en geërgerd ging hij op weg.
Onderweg ontmoette hij zijn nicht Sigune en van haar vernam hij dat hij in de Graalburcht was geweest. Tot zijn schrik besefte hij dat hij de zieke koning vragen had moeten stellen om hem van zijn ziekte te kunnen verlossen. Daarom nam hij zich nu voor dat verzuim snel goed te maken en na een avontuurlijke tocht kwam hij in het kampement van Koning Arthur terecht.
Daar werd hij opgenomen in de tafelronde van de ridders.
Maar toen verscheen Kundry, de boodschapster van de Graal. Zij vervloekte Parcival om zijn gedrag in de Graalburcht. De jonge ridder voelde zich onteerd en trok de wereld in om de Graalburcht te zoeken en zijn fouten goed te maken. Zijn pogingen waren vergeefs en zijn tocht duurde vele jaren. Hoewel hij uit alle strijdperken als overwinnaar naar voren trad, bleef hij opstandig. Verslagen door God en zijn lot.
Op het dieptepunt van zijn vertwijfeling zat Parcival in volle wapenrusting op een schitterend paard dat hij van een verslagen Graalridder had afgenomen. Hij liet het dier zijn eigen weg volgen en kwam zo bij de hut van de kluizennaar Trevizent, een broer van zijn moeder en van de zieke graalkoning Amfortas. Vroeger was Trevizent een roemrijk ridder, maar hij had zich uit het wereldlijk ridderschap terug getrokken toen Amfortas zijn ongeneeslijke wond had opgelopen.
Dat de zieke Graalkoning nog in leven was, was te danken aan de werkzaamheid van de Graal, die hem steeds nieuwe levenskracht schonk.
Parcival bleef veertien dagen in de sobere verblijfplaats van de kluizenaar en daar werd hij in – ge – licht over de wonderbare kelk en alles wat daaromheen gebeurde. Hij hervond zijn geloof in God en poogde het leed te verzachten dat hij in zijn onwetendheid had veroorzaakt. Wolfram von Eschenbach schrijft: daar werd hij door zijn gastheer van zonde vrijgemaakt en deze raadde hem ook aan weer aan het ridderlijke leven deel te nemen. Vervolgens keerde hij terug tot het ridder bestaan en hier moest hij zijn drie moeilijkste gevechten nog leveren.
‘Pas daarna ervoer hij tegen wie hij had gestreden’!
Het laatste gevecht was met een even onoverwinnelijke ridder als hij zelf. De strijd was zo fel en zo hard, dat Parcival uiteindelijk zijn machtige zwaard brak op de helm van zijn tegenstander. De helden stonden tegenover elkaar en maakte zich bekend.
Beiden bleken te stammen uit het geslacht Von Anschauwe. Beiden waren zonen van Gamuret. De oudste, Feirefis, was een der rijkste mannen op aarde en hij bezat veel koninkrijken. Zijn huid was zwart – wit gevlekt en hij vereerde de goden Jupiter en Juno.
En op dat moment verscheen Kundry met de mededeling dat Parcival nu tot Gralkoning was gekozen en dat hij voor het uitvoeren van zijn taak een begeleider mocht kiezen.
Parcival koos Feirefis en beiden werden door Kundry vergezeld naar de Graalburcht. Geheel en al gericht op de Graal, stelde hij nu de vraag: Oom wat heeft u in verwarring gebracht? Oom wat ontbreekt u? Na deze vragen herstelde Amfortas in zeer korte tijd en Parcival was nu de nieuwe Graalkoning. Koningin Kondwiramur werd eveneens uitgenodigd om naar de Gralburcht te komen en daar ontmoete Parcival voor het eerst zijn tweelingzonen Kardeiss en Lohengrin. De laatste zou eenmaal zijn erfgenaam en opvolger worden.
In de Graalburcht werd feest gevierd. De Graal werd door een maagdelijke koningin, Repanse de Schoye, de zuster van Amfortas, binnengedragen. Borden en bokalen werden nu vanuit de wonderbaarlijke kelk gevuld en rond gereikt. Toen Feirefis dat allemaal zag gebeuren werd hij spontaan verliefd op de draagster van de Graal, hoewel hij de Graal zelf nog niet kon zien. Een ongekende en onweerstaanbare liefde dwong hem ertoe zich van zijn goden en zijn vrouw te scheiden en zich te laten dopen.
Daarna kon ook hij de Graal aanschouwen en Repanse de Schoye werd zijn bruid.
De mens projecteert de volmaaktheid van het ware Zelf naar buiten in nieuw op te richten maatschappijstructuren zonder een fundamentele wezensverandering te willen voltrekken. (Bron rozenkruisers)
Wij zijn Adáam, doch zullen wederkeren als de Zoon des Allerhoogste.
Door deze wederkeer, door deze lange pelgrimstocht in smart en tranen wordt het kostelijke juweel, dat uit de kroon van Lucifer ter aarde viel, allengs geslepen tot een fonkelende schaal, waarin de geest des Eeuwigen zich openbaren kan.
Dit collectief bezit der mensheid toeft bij hen die waardig zijn om te dienen en te hoeden.
Maar door het resultaat van alle kracht wandelt het van ras tot ras, van volk tot volk.
Terwijl de volken en de enkelingen in hun blinde hovaardij zichzelf beschouwen als de hoogste dragers der cultuur en als ,,demonen” werken aan elkanders vernietiging, opdat één alles zou bezitten en regeren, zweeft de Graal die zij niet waardig zijn te hoeden, naar een ander oord… en keert niet weer.
En met hem is de hoge kracht verloren, die de zielen strekt en richt. Dan sterft een ras of volk of enkeling en met hen sterven de gestalten die zij aan het leven gaven.
Want waar de Graal toeft, daar is overvloed van alle goeds, maar waar hij niét is, gaat de stuwkracht onze ziel verloren.
Zolang een volk hem ziet, kan het niet sterven, maar als hij heengegaan is, is het dood.
In ons leeft God in ballingschap totdat wij het atoom van Geest in ons herkennen als ons aandeel in de eeuwigheid.
Opdat moment gaat in vervulling wat Jesajah heeft geprofeteerd. Het Kind der jonge vrouw, dat zij Imanuel zal noemen, is het inzicht dat in onze ziel geboren wordt: God is in ons.
Alleen doordat wij ons ten volle wijden aan de God – in – ons, kan de Verlosser ons gebruiken voor het schenken van de levenswijn.
Wanneer wij horen, dat een mens de schaal heeft, waarin Christus bij het Avondmaal de wijn schonk, die de drinker deel doet hebben aan zijn Leven, dan is dat niet wat één maal is geschied; maar wel een beeld der eeuwigheid!
Want nog altijd schenkt Hij de levenswijn en nog altijd iedere ziel gebruikt als beker bij het avondmaal, mits zij zich aan de dienst van Jezus wijdt.
Wie zo zijn ziel als beker geeft, die zal een Joseph Ramathaïn, ,,tweewerf verheven” Joseph zijn.
Hij is de bezitter van de Graal, want in dit kleinood, deze wonderlijke schaal, draagt hij zijn kleine aandeel in het bloed van Christus, in het leven van de Zoon van God, dus God zelf.
,,Wie deze Graal aanschouwt, kan in de zelfde week niet sterven. Wie hem voortdurend ziet, leeft in de eeuwigheid en veroudert niet.`` Toch zullen al die anderen die ,,Joseph`´ haten, hem ook vandaag nog willen doden door hem levend te begraven. Er is geen juister en geen vreselijker beeld voor wat men altijd met een Joseph Ramathàin doet.
En nochtans sterft hij nu, zomin als toen!
Nog altijd draagt Veronica, de ziel die Jezus liefheeft, op wonderlijke wijze, op het fijne weefsel der persoonlijkheid het Verum Ikon, het Ware Beeld van Hem wiens Geest zij heeft ontvangen en wiens leed zij heeft verzacht, omdat zij daarin deelt. En alle (kranken) die dit verum ikon zien, genezen van hun ziekte.
Nog altijd trekken zij, die deze vreemde kracht ervaren, naar Jerusalem en vinden daar dan Joseph, die niet sterven kan, hoewel hij zolang levend is begraven in ons.
Zo leren ons legenden van de Graal. En wie daarin de tijdenloze waarheid ziet, die doolt als Titurel, totdat een engel hem doet weten, dat hij op de Berg der Redding deze Graal aanschouwen zal.
Hoevelen hebben deze Berg gezocht, te paard, geharnast en gewapend.
En hebben niet beseft, dat hun de ware moed ontbrak … om in de geest te reizen, en zichzélf te overwinnen. Hoevelen hebben deze Berg gezocht - zelfs in de geest – doch hebben niét, als (Titurel) al hun bezittingen verkocht, zodat zij als ,,de rijke jongeling” de Meester die zij vonden nimmer zijn gevolgd!
Maar wie als Titurel, als ruiter van zijn driften en in het harnas van de deugd geen ander zwaard hanteert dan dat des onderscheids, wordt door de Witte Wolk geleid en vindt het ongebaande Pad omhoog. … en hij aanschouwt hét wonder van ,,smaragd”.
En vroeg of laat zal hij de Tempel bouwen, waarvan hij noch het plan, noch de materie zelf verschaft. Eerst als de Tempel is voltooid, verschijnt de Graal voorgoed.
Gods wil te lezen is de gave van de reine, die tot volle wasdom kwamen.
Zij zijn het die de Boodschap lezen, die van tijd tot tijd verschijnt. Onkwetsbaar zijn, wie in de Dienst des Allerhoogste waar dan ook verschijnen. Maar wie als hoeder van de Graal zijn taak verwaarloost, sterft. En wie zijn innerlijke reinheid niet bewaard, die wordt gewond door het Geloof, dat hem behoeden en bevrijden kon.
Zo sterft Frimoutel. Zo wordt Amfortas door de ,,Speer” gewond die hij bewaken en beschermen moest.
Amfortas is de lijdende gestalte, die ons in zijn schuld en schande meest gemeenzaam is.
Want wie van ons werd niet verleid te geven aan de zinnen, wat aan Liefde was gewijd?
En wie is niet gewond door het geloof, dat hij door anderen misbruiken liet, omdat hij sliep?
En wie lijdt niet voortdurend troosteloze pijn, wanneer de tegenwoordigheid des Eeuwigen hem aan zijn schromelijk falen maant?
Wij zijn Amfortas, meer dan Fimourtel. En altijd wachten wij in stille hoop, of ooit een reine dwaas in onze burcht verschijnen mocht, die onze dodelijke wond genezen zal, die ons van de ondragelijke pijn verlost.
En dwazen zijn er veel, maar reine dwazen zijn zeer schaars en als er toch een komt, hoe klein is dan de kans, dat hij in schrander mededogen naar de oorzaak van ons leed zal vragen?
Die dwaas is Parcival, het kind van Mannenmoed en Hartenleed.
Hij is het die de grote tocht aanvaardt, die door het dal van mateloze moeite en ontberingen gaat en die zijn leven geeft geleid door Conduiramour om te stijgen naar het hoogste Licht.
Aldus de schrijver J. W, Kaiser.
———
Terug