Inwijding/ Jan van Rijckenborgh
20-12-2013 00:00INWIJDING
Door Jan van Rijckenborgh
Onder “inwijding” verstaan wij de trapsgewijze opneming in de Hiërarchie en de sacramentele verzegeling van krachten en vermogens van de oorspronkelijke mens in de wedergeboren nieuwe mens.
Deze krachten en vermogens, deze nieuwe staat-van-zijn, worden door de Hiërarchie als mysteriën bewaard en beschermd. Wij willen ze onderscheiden in zeven aanzichten:
1. een volstrekte, hogere kennis, een absolute wijsheid. Niet te verstaan als het intellectueel bestuderen en omvatten van een bepaalde filosofie, doch als het innerlijk toegang hebben tot de Universele Leer, het innerlijk kennen en doorschouwen van het lichtende plan Gods;
2. op de basis van deze hogere, innerlijke rede, éénwording met goddelijke kracht, een innerlijke bewuste gemeenschap met de Heer (de Hiërarchie);
3. het openbloeien van het ware wilswezen van de mens; hetgeen wil zeggen: een volkomen afstemmen van de menselijke wil op de goddelijke wil; niets anders willen dan wat God wil dat wij willen. Dit betekent dus niet het disciplinair onderdrukken van de eigen wil, doch het harmoniseren van de wil, op basis van de verlichte rede en van innerlijke Godsgemeenschap;
4. de loutering en dynamisering van deze drie ontwikkelingen voltrekken door zich te verbinden aan een werkveld; door het nieuw verworvene in dienst te stellen van een taak, een opdracht, ten behoeve van het grote werk;
5. als voltrekking van het wedergeboorteproces structureel veranderen naar geest, ziel en lichaam;
6. op geheel andere wijze, in dienst van het grote bevrijdingswerk, in gemeenschap treden met de mensheid;
7. als volstrekt deel van Christus, als deelhebber aan het Corpus Christi (de Hiërarchie), de vrijheid ingaan als priesterkoning.
De eerste drie aanzichten kunnen wij zien als de wondervolle geboorte van de nieuwe mens. Het vierde aanzicht als de levensoffering en de kruisgang van de nieuwe mens. Het vijfde aanzicht als de opstanding van de nieuwe mens. Het zesde aanzicht als de hemelvaart. Het zevende aanzicht als de uitstorting van de Heilige Geest in de nieuwe mens.
Alles wat tot deze ontwikkeling behoort en alle gevolgen daarvan, kunnen niemand worden onthouden. De weg tot het bereiken staat voor iedereen open, mits hij aan de voorwaarde zal willen voldoen. Zoals wij evenwel reeds opmerkten worden alle mysteriën beschermd. Zij moeten ons daarom worden gereikt: zij moeten sacramenteel met ons worden verbonden door de Hiërarchie en door een van haar afgezanten. Deze procedure kan niet worden gepasseerd.
De bescherming der mysteriën is noodzakelijk om onheil te voorkomen. In handen van onbevoegden en kwaadwillenden zouden bepaalde vermogens en krachten, die alleen in nieuwe mensen veilig tot ontwikkeling kunnen komen, een vreselijk onheil kunnen veroorzaken.
Aan een ieder die waarlijk van goede wil is, wordt evenwel de volledige vrijheid tot het betreden van het pad der mysteriën gewaarborgd, in de geldigheid van déze wet: “Is de leerling klaar, dan is de Meester daar”. Deze uitspraak is een magnetisch axioma, dat elke willekeur volstrekt uitsluit, evenzeer als bedrog. Niemand kan dus worden tegengehouden.
Het ligt voor de hand dat er verschillende graden of treden van inwijding zijn. Inwijding is als een trapsgewijze opklimming, als een bergbestijging; het opklimmen van een trap met vele treden, een bestijging met vele gidsen en wetenschappelijk georganiseerde hulp. De ik-waan heeft terzake van deze geleide innerlijke ontwikkeling vele wanbegrippen doen postvatten. Door het zogenaamd “in de vrijheid willen staan” zijn heel wat veelbelovende bindingen, tot schade van de kandidaten, verbroken.
Vele mensen staan vreemd tegenover het denkbeeld van inwijding. Toch is de realiteit en de waarheid daarvan in alle wereldgodsdiensten verankerd, ook zeer krachtig in het christendom. Dat dit noodzakelijk zo moet zijn volgt trouwens hieruit, dat anders het christendom als weg-naar-omhoog waardeloos zou zijn. Maar de kennis met betrekking tot inwijding is door het katholicisme verknoeid en door het protestantisme weggeprotesteerd.
De opneming in de Hiërarchie wordt in aard en procedure in de Bijbel uitvoerig beschreven. De Hiërarchie of Geestesschool wordt in het Nieuwe Testament aangeduid door het woord ekklesia. De vertaling spreekt echter van “gemeente”. Zo geeft men zich in de kerken, als bijvoorbeeld Paulus over de ekklesia spreekt, aan een grote mystificatie over door te menen dat daarmee de kerkelijke gemeente bedoeld wordt, zoals die op het ogenblik in de een of andere vorm bestaat.
Wij dienen ons nu terzake van ons onderwerp te concentreren op twee toestanden en werkingen van inwijding:
de eerste toestand is belangrijk voor de leerling: namelijk de consecratio;
de tweede toestand is belangrijk voor allen die het werkveld van de leerling naderen: namelijk de benedictio.
De consecratio is de inwijding, de binding tussen een Inwijdingsschool en leerling.
De benedictio is de greep van de ingewijde op de leek, de binding tussen Ingewijde en leek. Door de benedictio wordt de weg tot de consecratio geopend.
Hoewel het feitelijk te banaal en overduidelijk is, moet toch worden gezegd dat noch de benedictio noch de consecratio voor geld of goederen kan worden verkregen; evenmin vanwege een bepaalde positie in de maatschappij, door willekeurige keuze, of iets van dien aard.
Ook zijn zij niet afhankelijk van een min of meer uitgebreid ceremonieel, bedoeld om de kandidaat daardoor te imponeren. Wat in inwijding soms ceremonieel schijnt, is in werkelijkheid niets anders dan magische handeling.
Bij alles geldt echter de reeds genoemde wet: “Is de leerling klaar, dan is de Meester daar”. Het is uitsluitend de innerlijke kwaliteit van de kandidaat, toebereid op basis van herinnering en fundamentele verandering, die hier bepalend en doorslaggevend is.
Als een mens, gedreven door de geestdrang der herinnering gaat zoeken naar zijn bestemming; als hij zijn verlorenheid en eenzaamheid beseft en in het onderbewustzijn besef heeft van grote rijkdommen en naamloze schoonheden die op hem liggen te wachten, dan gaat er van hem een magnetische vibratie uit.
Deze kan zeer toenemen als in de betrokkene het besef groeit van wat hij zoekt, bijvoorbeeld door het lezen van enig boek, waarvan de inhoud zijn innerlijke gemis aanspreekt. Deze vibratie kan ook zeer worden versterkt door wat wij noemen: het gebed.
Bidden is: onze innerlijke toestand (ons gemis, ons besef, onze dank, onze vreugde) in gedachtenbeelden, die gedragen worden door het hart, opstuwen naar omhoog. Zulk een magnetische vibratie trekt altijd een antwoord tot zich, namelijk een vibratie die in overeenstemming is met het uitgezondene. Was het gebed primitief-zelfzuchtig, dan is het antwoord een reactie daarop; dan ervaart de betrokkene geen verlossing, geen bevrijdende hulp, maar een toespitsing van zijn toestand. Was er haat, dan werkt de beantwoording als een verbreking verschroeiend als een vuur, enzovoort. Het geldt hier een natuurwetmatige werking, een automatische reflectie.
Er komt echter een tijdstip waarop de magnetische vibratie, die van de door herinnering gedreven zoeker uitgaat, een bepaalde kwaliteit bereikt, zodat er elementen in aanwezig zijn van iets werkelijk on-aards. Zodra dat het geval is, wordt het gedachtenbeeld opgevangen door de Hiërarchie, en wordt er ter aanvulling van de wetmatige reflectie ook persóónlijk gereageerd. Deze persoonlijke reactie, deze persoonlijke hulp, komt niettemin altijd in on-persoonlijke vorm, dat wil zeggen dat de betrokkene op tal van wijzen, meestal zonder zich de leiding daarbij bewust te zijn, in contact gebracht wordt met een der uitgezondenen, die namens de Hiërarchie in de stofsfeer werkzaam zijn. Zulk een gezondene is een door de Hiërarchie gezegende, die het vermogen heeft ontvangen te “zegenen en te verzegelen”; dat wil zeggen door zijn directe binding met de betrokken kandidaat een indirecte binding tussen deze en de Hiërarchie tot stand te brengen. Dát is de benedictio.
De uitgezonden werker werpt dus de schaduw van de Geestesschool vooruit. Door in deze schaduw der komende dingen te treden, ontstaat er voor de kandidaat een pad naar omhoog, een pad dat in nameloze liefde voor zijn krachten geschikt is gemaakt.
U dient dit pad-in-de-schaduw goed te doorschouwen: de kandidaat verkeert in de schaduw van de uitgezondene; de uitgezondene staat in de schaduw van de Hiërarchie. Aldus staan beiden in de schaduw van de Heer, in de schaduw van de drievoudige God.
Deze betekenis van het woord “schaduw” is geen vondst van de schrijver, maar is in alle wereldgodsdiensten bekend. Van Genesis tot in het Nieuwe Testament wordt uitvoerig over “de schaduw” gesproken, ten dele in de gewone betekenis van het woord, ten dele in gnostieke zin.
In Psalm 121 wordt gezegd: “De Heer is uw schaduw aan uw rechterhand”, een woord, dat gesproken wordt tot de ingewijden, en dat doelt op de binding in de zin der consecratio.
In Handelingen 5 wordt gezegd: “... dat men de zieken op straat droeg... opdat, als Petrus kwam, ook maar zijn schaduw op een van hen mocht vallen”, waarbij gedoeld wordt op het tot stand komen van een binding in de zin der benedictio.
Als een mens onder de stralingskracht van de Hiërarchie staat, van de geestelijke zon, en door een straal van het universele licht wordt geraakt, dan wordt deze kracht in hem getransmuteerd en aldus opnieuw uitgestraald. Dat is de schaduw die er van zo iemand uitgaat en die dus een zeker krachtsvermogen heeft. Behoort deze schaduw tot iemand die bewust in de Hiërarchie is opgenomen en in haar dienst uitgaat, dan heeft hij “een schaduw aan zijn rechterhand”, dat wil zeggen dat hij de in hem getransmuteerde kracht als geestelijke goodwill kan en mag gebruiken in dienst van het licht.
Door in zulk een schaduw, die dus een krachtveld is, te verkeren, wordt de zieke - de mens in zijn dialectische levensstaat - tot genezing gevoerd, hetgeen natuurlijk een langdurig en dramatisch proces kan zijn. Als gevolg van de benedictio ontstaat er, als de kandidaat daadwerkelijk het pad gaat, een steeds nauwer en inniger contact met de Hiërarchie, tot het moment komt dat de zieke genezen is. De benedictio is hem dan geworden tot een opgang in de consecratio, tot een binnenkomst in de Hiërarchie. En overeenkomstig de wet van het innerlijke leven vindt de daartoe nu gerijpte leerling de Meester aan zijn zijde om hem het stadium der inwijding binnen te leiden.
Een wellicht nog duister punt willen wij nu trachten op te helderen: namelijk het onafwijsbare van de beschreven ontwikkelingsgang. Want er zijn geen andere wegen! Hoewel deze weg door het protestantisme ontkend en door het rooms-katholicisme onteerd is, is hij niettemin de enige weg! Waarom?
De Schepper bewijst zich door zijn schepping en zijn schepsel. Zo is het plan Gods. En daar de Hiërarchie uit schepselen bestaat die in de kracht van de Vader vrijgemaakt zijn; en de drievoudige goddelijke kracht in de Hiërarchie in het algemeen, en in haar hoofd en geest Jezus Christus in het bijzonder, te stralen staat, is de Hiërarchie de behoedster van alle goddelijke mysteriën, en nadert zij ons door mensenhoofden, mensenharten en mensenhanden, als de schaduw van het universele licht.
Ook deze realiteit staat filosofisch in alle wereldgodsdiensten zeker. Volstaan wij met enkele aanhalingen uit de Bijbel: “Niemand komt tot de Vader dan door mij”. “Zonder mij kunt ge niets doen”. “Mij is alle macht gegeven in hemel en op aarde”. “Wie mij volgt zal in het duister niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben”.
En daar, in de Hiërarchie, Christus wereld en mensheid nadert, kunnen wij niets van zijn werkzaamheid passeren. Deze poort moge eng lijken, zij is nochtans de enige. En wie haar doorgaat, gaat de ware vrijheid binnen.
De aandachtige lezer zal intussen hebben opgemerkt dat de aangeduide ontwikkelingsmethode niet dictatoriaal, noch autocratisch, maar volstrekt democratisch is; zij is de sancta democratio. Immers, zij is gebaseerd op de reeds aangehaalde wet: “Is de leerling klaar, dan is de Meester daar”.
Zo staat nu duidelijk vast waarom de benedictio niet kán worden gepasseerd, in welke vorm zij ook moge verschijnen. En zij komt tot ons door mensen, want door hén werkt God.
In de loop der eeuwen werden terzake van de benedictio - dat wil zeggen de werkzaamheid der Hiërarchie in de stofsfeer - twee methoden gevolgd, namelijk de experimentele methode en de directe methode.
De wereldgang toont ons de mensheid in een bewustzijnsstaat, waarin, door het op- en neergaan der dingen, een soort slaaptoestand gestadig afwisselt met een soort beperkt halfbewustzijn. Deze laatste toestand van een zeker geestelijk ontwaken ontwikkelde zich omstreeks de dertiende eeuw. En nu, zevenhonderd jaar later, begint een nieuwe periode van geestelijk ontwaken zich baan te breken. Zulk een tijd van geestelijke bewustwording wordt door de Hiërarchie steeds ingeleid met de experimentele methode, welke op een psychologisch moment wordt gevolgd door de directe methode.
De experimentele methode wordt gekenmerkt door een stroom van esoterische literatuur, door tal van organisatorische experimenten en door een zevenvoudige experimentele schaduwwerking. De werker, die in dit stadium de benedictio moet verrichten, staat ten opzichte van het eventuele resultaat negatief; dat wil zeggen: het gaat buiten zijn verantwoordelijkheid om. Deze gehele experimentele werkwijze is erop gericht zonder meer het ontwaken te bevorderen.
Op het psychologische moment wordt deze methode dan, zoals gezegd, omgezet in een directe. De stroom van het geestelijke licht wordt zó versterkt, zó machtig, zó dynamisch, dat via de werkers, die de benedictio verrichten, van-onderen-op, dus in het vijandelijke land, een intens magisch werk kan worden ingezet, met een voor buitenstaanders onbegrijpelijk expansievermogen. Het grote doel dezer directe magie is: hier, in déze wereld, een kern van een statische wereldbroederschap te vormen, en door en met deze wereldbroederschap een nieuw levensveld te scheppen.
Dit grootse doel werd ook in de dertiende eeuw verwezenlijkt en de gevolgen daarvan waren zo geweldig, dat zij na zeven eeuwen tot op deze dag nog tot ons spreken.
De leden dezer broederschap zijn de bevrijding ingegaan. Zij zijn leden van de onzichtbare Kerk Christi. Opgenomen in de Hiërarchie zien zij als met ingehouden adem uit naar hen, die in de twintigste eeuw geroepen zijn een nieuwe stap te doen in de richting der uiteindelijke mensheidsbevrijding.
De geroepenen zijn hun krachten aan het samenlezen. Een Gideonschare is gevormd en steeds groeiende. De tijd van handeling is aangebroken.
———
Terug