Er is geen brug tussen natuurmens en geestmens

01-03-2014 00:00

 

.... U zult dan wellicht begrepen hebben dat de dialectische mens is toegerust met een drievoudig bewustzijn, met een drievoudig ik. Het is dan ook volstrekt noodzakelijk, dat u, wanneer u uw medemensen in hun doen en laten gadeslaat en verplicht bent contact met hen op te nemen - hetgeen na­tuurlijk ieder ogenblik het geval is - steeds kunt vaststellen met welk «ik» van de drie u op dat moment te maken hebt.

De drie bewustzijnstoestanden in de mens zijn niet slechts figuurlijke of filosofische onderscheidingen, doch zij zijn volstrekt wetenschappelijk, organisch aantoonbaar.

Ten eerste is er een volkomen centraal bewustzijn, of ik, gezeteld in het hoofdheiligdom. Dit bewustzijn maakt ge­bruik van de hersencentra en is uit de bewerktuiging daar­van te verklaren. Al uw intellectuele vermogens, of de training daarvan, vloeien uit de activiteit van dit ik voort. Het is dus in staat de waarden van het leven, zoals zij zich aan dit ik voordoen, verstandelijk waar te nemen, daaruit verstandelijke conclusies te trekken en verstandelijk tot be­sluiten te komen.

Het bewustzijn van het hoofdheiligdom is voorts toege­rust met een wilsvermogen. De vibratie die van dit wilsver­mogen uitgaat zet het bloed, de zenuwen en de spieren tot handeling aan. Zo kunt u uit de toerusting van dit bewust­zijnscentrum volkomen begrijpen dat er vele mensen zijn die primair door dit bewustzijn geregeerd worden; die uit hoofde van erfelijkheid of training vrijwel geheel onder de leiding van dit bewustzijn staan. Is dit het geval dan spreken wij, om dit type aan te duiden, van de intellectuele mens. Tot een klasse van dit centrale hoofdbewustzijnstype behoort onder andere de mens die wij hebben leren kennen als de occultist.

De tweede bewustzijnstoestand nemen wij waar in het hartheiligdom. Principieel werkt ook dit bewustzijn onaf­hankelijk van de twee andere. Organisch zetelt het in het ze­venvoudige hart, doch u dient goed te begrijpen dat dit bewustzijn niets te maken heeft met het geestvonkatoom in de rechter hartkamer.

Het centrale bewustzijn van het hartheiligdom bespeelt alle registers van het menselijke gevoelsleven. U moet duide­lijk inzien dat het gevoelsleven een volmaakt bewustzijns­instrument is, dat onafhankelijk, bijvoorbeeld van het hoofdheiligdom, kan functioneren. Inderdaad kan de mens « denken» met het hart. Doch het woord « denken» wekt direct associaties op met het verstandelijke vermogen. Het is daarom misschien beter te zeggen dat het hartbewustzijn in staat is geheel het leven en zijn onderscheidene factoren waar te nemen en te overwegen en naar aanleiding daarvan tot besluiten te komen.

Het bewustzijn van het hartheiligdom is eveneens met een wilsvermogen toegerust, dat wij kunnen aanduiden als emotie, ontroering, bewogenheid of sentimentaliteit. Ook door de vibratie van dit wilsvermogen wordt de mens tot handeling gedreven. Mensen die primair uit het centrale hartbewustzijn leven noemen wij mystici, tot wie onder an­deren diegenen gerekend moeten worden die geheel in het natuurreligieuze leven staan.

De derde bewustzijnstoestand is gezeteld in het bekken­heiligdom, of, nauwkeuriger gezegd, aan de top daarvan. Het is organisch verbonden met het lever-zonnevlecht-milt­systeem, waarover reeds uitvoerig werd gesproken. Het centrale buikbewustzijn is het meest fundamentele van de drie natuurego's. Het bepaalt het karakter waarmee de mens ter wereld komt. Al uw verborgen of naar buiten tredende neigingen en uw gehele karma zijn in dit ego vast­gelegd. Het ik van het lever-miltsysteem oefent een krach­tige, overheersende invloed uit op de twee andere ego's, en het is met dit ik dat de mens 's nachts uittreedt en nachtelijke ondervindingen opdoet.

De ego's van hoofd en hart kunnen dialectisch tot aan na­tuurlijke, wetmatige grenzen worden gecultiveerd, maar het ego van de buik kan aan geen enkele cultuur worden onder­worpen. Dit ego is de echte dialectische mens, die verplicht is zijn ware zelf onverbloemd, als naakt, te tonen. En daar dit ego zichzelf niet durft te vertonen, verbergt het zich meestal achter de al of niet gecultiveerde schijn van de hoofd- en hartcentra. Dan horen wij soms zalvende en verheven taal, overvloeiend van verstand en mensenmin, doch daarachter schuilt het loeiende oerbeest dat zich kromt voor de sprong.

Ook het buikbewustzijn beschikt over een volkomen toe­gerust deductief vermogen in de structuren van de zonne­vlecht en het beschikt ook over een wil. De wil van het buikbewustzijn noemen wij drift, en wij weten allen dat de mens die door deze drift wordt gedreven, eveneens tot handeling komt. Wanneer een mens primair en volkomen onge­breideld uit het derde ego leeft, vertoont hij het type van de oermens, de echte, ongegeneerde natuurmens, de brute ma­terialist, de grove in bezitnemer.

Bij enig nadenken zal u duidelijk worden dat alle dia­lectische geëxperimenteer op het gebied van beschaving, cultuur, religie en magie te verklaren is uit een ontelbaar aantal pogingen om orde en evenwicht te brengen in de wer­kingen en aanzichten der drie natuurego's. Doch u zult tevens begrijpen dat juist hierdoor een overgrote mate van onwaarachtigheid wordt gewekt, en ook dat er aldus ontzag­lijke, schier ondraaglijke spanningen in ieder mensenleven tot ontwikkeling komen. Alle ziekten die de mensheid teis­teren vinden dan ook in deze disharmonie en de spanningen tussen de drie ego's van hoofd, hart en buik hun oorzaak.

Als de oerinstincten van de mens losbreken, vervalt hij tot levenshoudingen die dermate verschrikkelijk zijn, dat een algemeen demonisme volkomen de overhand verkrijgt. In iedere mensheidsperiode trachten de menselijke leiders dit fundamentele gevaar te bezweren door de hoofd- en hart­ego's te onderwerpen aan allerlei opvoedingsmethoden. Zodra echter het individualisme, de zelfhandhaving, de be­staansnormen, in het gedrang komen - en dat is in de dia­lectiek een natuurwet - grijpt, krachtens zijn wezen, het derde ego in. Dus wordt de wereld een loeiende hel en de mens een verscheurend dier uit de wildernis.

Alle pogingen van hoofd en hart om deze toestand te be­dekken, te verbloemen, weg te redeneren of weg te mijme­ren, kunnen de realiteit niet weg liegen : er is geen brug tussen natuurmens en geestmens..... 

Bron: De Komende Nieuwe Mens - Jan van Rijckenborgh - 1-5

Terug