Reiziger
Een kerstgedachte
Waar ben je naar onderweg
jij reiziger in gerafelde kleren?
In je ogen nog maar weinig glans
verweerd je gelaat met groeven van lijden
uitgedroogd je huid van het stof van de wereld
vermoeid van de lange zwerftocht
door de harde wereld van tegenstellingen
voortgejaagd door de wind van verlangens
van plek naar plek
van dorp naar dorp
terwijl rust en stilte als verdorde bladeren
knisperen onder voeten vol wonden.
Waar ga je heen
jij reiziger die alle paden
van het leven al betreden hebt
het pad naar binnen nog niet gevonden?
Stoffige zandwegen en doodlopende paden
verharde wegen, heerbaan en gladde snelweg
je hebt ze allemaal belopen
jezelf nog steeds niet gevonden
in de doolhof van de wereld
je levensrad draait maar door en door
de naaf van het wiel nog niet gevonden.
Wie ben jij toch
jij reiziger door de wereld
bezweet, hongerig, dorstig en uitgeput
wandelaar door seizoenen
wind, regen, hitte en kou trotserend
aangekomen in de herfst van je leven
bijna niet meer in staat
de winterse kou van je ziel te weerstaan?
Ben je de weg kwijtgeraakt
jij reiziger door halfvergane tijdvensters van vergetelheid
ben je vergeten waar je dwaaltocht eens begon
hoorde je de stilte niet meer
in de vallei van het zichzelf voltrekkende leven
was je het zicht kwijt
op toppen van bergen
naar lichtend inzicht?
Aan hoeveel deuren heb je al niet geklopt
terwijl de poort naar binnen wijd openstond
hoe vaak heb je niet gebedeld
om een beetje eten in je bedelnap
terwijl je de hoorn des overvloeds bij je droeg
en onzichtbare schenkende handen niet zag?
Omdat je dronken van de wereld
door donkere wolken van onwetendheid liep
mist van verwarring je omhulde
jezelf steeds maar omcirkelend.
Waar ben je naar onderweg
jij reiziger door tijd en ruimte
waar ga je naartoe
jij vreemde zwerver
die steeds maar dorst naar meer
terwijl tranen van verdriet
zich vermengen met water van kabbelende beken
die vanzelf hun richting vinden
in overgave aan de stroom van leven?
Sta eindelijk stil
jij reiziger die de beweging van het leven kent
vervreemd van rust en grondeloze stilte.
Bekijk je vermoeide voeten eens vol aandacht
aan de ene voet de schoen van de wereld
aan de andere een pantoffel, verlangend naar huis.
Op het zwart-wit schaakbord van het gespleten leven
word je steeds weer schaakmat gezet.
Zo kom je nimmer thuis.
De roep van de uil van wijsheid
verbreekt pas de innerlijke nacht
als ieder zwart-wit in jezelf is opgelost.
Laat voorgoed achter je
de vervallen herberg van de wereld
en kijk niet meer om.
De zwijnendraf is niet je bestemming.
Het schilderspalet van de wereld gaf je vele kleuren
maar je ziel vergat het grenzeloze licht.
Neem op je wandelstok
recht je rug, hef op je hoofd
jij reiziger zonder naam
die het onnoembare is kwijtgeraakt.
Wend de blik naar binnen
en weet dat het pad
zich al lopende in jezelf voltrekt
en je bevrijdt van alle lasten
je zware rugzak
je gescheurde kleren
je thuisloosheid en onrust
de tweespalt in je leven.
Uit het ongeboren licht kom je
daar waar de hemel boven de hemel
opgaat in het tijdloze ongeboren licht
daar waar tijd en ruimte
zich krommen en overgaan in eindeloosheid
daar waar alle namen
naamloos worden
daar waar hier en daar vervlieden.
Kom eindelijk thuis vermoeide reiziger
de nacht heeft lang genoeg geduurd
de maan verliest al zijn heldere glans
zelfs het licht van de zon zal eens doven
en bekers vol lijden vloeien al jaren over.
Waar je ook kijkt
waar je ook luistert
angst sluipt als duizend schimmen
door straten en stegen
geweld toont zich in talloze wrede vormen
maar zelfs in de zwartste nacht
gloort altijd het onvergankelijke licht
klinkt steeds de roep om naar huis te gaan
de roep tot verzoening met het Zelf.
Word herboren in het onvergankelijke licht
laat dit licht boren door de rots van onwetendheid
en je van binnenuit openen
tot in de verborgen grot van je hart
waar de eeuwige jongeling woont
het naakte kind zonder kleren van de wereld
voortgebracht door de eeuwige vader
het grondeloze leven
in het licht gekomen door maagdelijke geboorte
uit het water van inzicht
en het vuur van de onmetelijke Geest.
Verlaat nu reiziger door de wereld
de kribbe waaruit dieren zich voeden
die strijden met elkaar om aardse brokken
verlaat de mesthoop van het ontaarde leven
maak je los uit de muil
van roofdieren die je verscheuren
die één tot twee maken in plaats van twee tot één.
Te lang at je van de boom der dieren
vergat de boom des levens
waarvan de wortels naar de hemel reiken
te lang was je slaaf van onwetendheid en verlangens
te lang diende je de vorst der duisternis
die de kinderen van het licht verslindt.
Terwijl de nacht van de wereld alles verduistert
leven vermorzeld wordt onder sloophamers van geweld
ontdoe je van alle wereldse kleren
word gelijk een kind en vertrappel alle kleren
van gehechtheid onder je gepijnigde voeten
wees naakt van geest
en laat een glimlach van liefde
als een zon over heel de wereld schijnen
nu water en vuur heel de aarde zuiveren.
Reiziger door de wereld
aan je lange zwerftocht komt spoedig een eind
rotswanden van vervreemding breken
als geboortevliezen in de wereldschoot
vruchtwater van vreugde
zal alle tranen wegwissen
die uitmondden in zeeën van lijden.
Uit de lijst van de tijd ben je gestapt
losgeweekt van het portret
dat je onwetend zelf schilderde
een zelfportret zonder het Zelf
een schaduw zonder licht
een schim dolend in het dodenrijk.
Tot leven ben je nu gekomen
in het rijk der levenden
en terwijl de doden doorgaan met doden te begraven
werd jij herboren
niet uit vlees en bloed
niet uit vergankelijke en onechte kleuren
die verdoffen in het museum van een oude wereld
maar van binnenuit
aangeraakt door het grenzeloze penseel
van schitterend licht
dat begin noch einde kent.
Goud van duizend zonnen
wierook van de onmetelijke Geest
mirre van ware opstanding
de reis ten einde
geen reiziger meer
de grot van Bethlehem
gevonden in het eigen hart
de steen van onwetendheid weggerold
voor de tombe van de dood
het gordijn van duisternis opgetrokken
door het tijdloze zijn.
Vrede in het hart
vrede alom.
© Marcel Messing