Opstanding
Mijmering over Pasen
Als alles ook in ons gekruisigd is,
spijkers in handen en voeten zijn geslagen,
hamerslagen wegsterven in rauwe kreten,
als er geen eigen handelen meer is,
geen dwaalwegen meer onder vermoeide voeten,
als een doornenkroon het beperkte verstand doordrongen heeft,
zweepslagen van onwetenden ons niet meer kunnen treffen,
de spot der dwazen achter ons gelaten is,
rode praalmantels van de ijdele wereld zijn afgelegd,
hese stemmen van brute Caesars verstommen,
dan – nadat vermeende godverlatenheid nog even
door een kier van de tijd binnensloop –
klinkt het ook in ons:
‘Het is volbracht!’
Laatste flakkeringen van het vuur van begeerte
doven voorgoed uit in witte as,
laatste nevels van onwetendheid
verdampen in tijdloos Licht
dat oorsprong noch einde heeft.
Het innerlijk werk
is tot voltooiing gekomen
binnen tijd en ruimte.
De goddelijke mens is geboren,
zoon en dochter van het Ene,
mannelijk noch vrouwelijk,
de ware Adam in Eva,
de ware Eva in Adam,
de oorspronkelijke geestmens,
verrezen uit de as der dualiteit,
niet geboren uit vlees en bloed van oude werelden
maar uit water van inzicht
en etherisch scheppingsvuur
dat als onmetelijke Geest boven de wateren zweeft,
uit leegte volheid tot aanschijn roept
door het eeuwig Woord,
tijdloze Liefde, tijdloos Licht.
Oogverblindend straalt het lichtlichaam,
wonden van de oude wereld nog even zichtbaar
voor hem die vingers van onwetendheid erin leggen wil
door gebrek aan innerlijk vertrouwen,
beneveld door rook van het vuur van begeerte
waarin takken van onwetendheid steeds weer branden.
Wat stierf vóór de dood
is nu tot as vergaan.
Wat is opgestaan is waarheid
in de ijlste vorm van licht,
zonder de rode kleur van bloed
van de oude mens die ten val is gebracht
en neergeworpen in de wereldse stof der polariteiten,
de verstoffelijkte mens die dacht te kunnen ademen
zonder de helende Geest van Dát wat is.
De ware mens, edel van voorkomen,
beeld en gelijkenis van de ongrondelijke Vader,
is voorgoed opgestaan in rechtschapenheid.
Zijn naam is geschreven
in het tijdloze levensboek der oorspronkelijke schepping,
transparant en toch zichtbaar,
het gelaat stralend als de zon.
Gedaan wordt wat er nog te doen is
totdat een volkomen opgaan plaatsvindt
in de grenzeloze liefde van het Licht.
De rups die vlinder werd
sloeg prachtige hemelse vleugels uit.
Maar ook de vlinder mag nog verbranden
in het tomeloze vuur van liefde
totdat het noembare verzoend is
met het Onnoembare.
Groots is de geheimenis van Pasen,
Groots, de geheimenis van de Christus,
onmetelijk Licht dat vlees werd
en alles en allen doorstraalt,
beginnende herschepping in barensweeën.
Groots, het innerlijk Pasen
dat gevierd wordt
in de grot van het eigen hart,
in de bruiloftszaal van de eigen schedelplaats.
Teder beroert fluistering van verstilde woorden
vanuit een beginloos begin de ziel,
een zachte lentewind van puur genade
streelt van binnenuit het geestelijk hart.
Zalig Pasen.
Ananda,
tijdloze vrede van de Geest.
©Marcel Messing
Ariège, Frankrijk